Nieuws
“Mijn geluk was dat we een hele goeie groep hadden”
Met wat duw- en trekwerk op het veld van VDP werd vroegtijdig een einde gemaakt aan een mooi seizoen voor de reserven. Een jaargang waarin we één punt meer pakten dan het jaar voordien. Coach Musti is alvast tevreden. "Ik kan zeggen dat ik het beter heb gedaan dan Marc De Clercq", lachte hij zijn tanden bloot. Relaas van een babbel met de coach van de reserven.
Musti, jij werd aan het begin van het seizoen aangesteld als nieuwe trainer. In welke zin was het aanpassen?
Musti: “Voor mij persoonlijk was het een hele aanpassing. Je bent het gewoon om op het veld te staan en het heeft toch een paar weken geduurd vooraleer ik dat een plaats kon geven. Je hebt dertig jaar gevoetbald en plots was het gedaan. Het was niet de bedoeling om erin te springen, maar omdat een paar jongens bleven aandringen, dacht ik om het te proberen. En uiteindelijk, omdat er nog een vijf-zes nieuwe spelers zijn bijgekomen, is dat nog meegevallen. In het begin was dat nog zoeken, omdat je de spelers niet kende. Maar naarmate het seizoen vorderde is het vlotter beginnen gaan. Voor mij was het belangrijkste dat de sfeer er vanaf week 1 goed in zat. De nieuwe jongens hebben zich goed ingepast en werden ook meteen aanvaard. Dat heeft het ons makkelijker gemaakt.”
Er werd ook heel veel met Dave samen gezeten omtrent de spelers. Hoe belangrijk is hij geweest voor jou?
Musti: “Dave was heel belangrijk voor mij. Hij zorgde voor alles wat naast het veld gebeurde. Dat is een jongen waar je echt op kan rekenen. Op het veld is een vechter en naast het veld kan je daar echt op rekenen. Hij heeft me enorm veel geholpen, zeker in het begin. Hij was één van de jongens die mij pushten om het over te pakken.”
Rood-Wit zette het seizoen in met nul op zes, maar desondanks was het voetbal telkens goed.
Musti: “Het voetbal dat we brachten was al even geleden dat ze dat nog zagen bij de reserven. Die eerste weken, dat was het voetbal dat ik wilde brengen. Je speelde om een doelpunt te maken, niet om er een tegen te krijgen. Als dat toch eens gebeurde, maakte je er twee. We moeten ons niet aanpassen. Op de eerste plaats komt amusement. Als je je niet kan amuseren, komen de resultaten niet. De meeste coaches zouden na een nul op zes beginnen twijfelen en onder druk komen te staan, maar voor mij was het een aangename verrassing. Het seizoen zou duidelijk maken waar ons probleem lag: voorin. Als ook tegenstanders komen zeggen dat ze niet snappen waarom wij onderin staan.. Vergeleken met vorig jaar waren het andere omstandigheden. Als we toen met elf waren, waren we content. Nu hadden we continu bankzitters. Het was ook leuker werken dan vorig jaar.”
Hoe belangrijk was die eerste zege een week later?
Musti: “Een overwinning neemt de twijfel een beetje weg. Dit was niet alleen voor mij, maar ook voor de groep, een opluchting. Als je blijft verliezen, kunnen er jongens afhaken. Voor mij was het een bevestiging van wat ik de weken daarvoor zag. En je kent het ook: als je blijft verliezen, gaan de jongens onderling tegen elkaar beginnen zeveren. Het was goed voor het vertrouwen, die overwinning.”
Nog een week later werd ook gewonnen, zes op twaalf. Het leek wel of jullie gelanceerd waren?
Musti: “Je zegt het goed, het leek (lacht). Het zal je ook niet verwonderen dat je die zes op zes ook haalt als je volledig was en niemand ontbrak. Vanachter zat het goed en het middenveld was er. Dat heeft een grote rol gespeeld. De weken nadien, al dan niet door blessures en gasten die niet konden, mis je wel bepalende spelers. Jongens die de ploeg doen draaien. Als die er niet zijn, voel je dat meteen. Dan zakken de hoofdjes iets sneller, dat ik wel kan snappen. Maar als ze niet kunnen komen, dan kunnen ze niet. Dat is bij de eerste ploeg ook zo.”
Al viel het wel op dat jullie moeilijk aan een doelpunt geraakte. Hoe kwam dat?
Musti: “We hebben voorin wel iemand die veel loopt en hard werkt. Maar aan de bal is hij onrustig en neemt hij soms verkeerde beslissingen. Moest hij de bal kunnen bijhouden en de rest kan aansluiten, had er meer ingezeten. Dan krijg je meer volk in de zestien en kan je druk zetten. Soms staat hij dan tegen vier-vijf verdedigers en dan ben je de bal snel kwijt.
Musti: “Voor mij persoonlijk was het een hele aanpassing. Je bent het gewoon om op het veld te staan en het heeft toch een paar weken geduurd vooraleer ik dat een plaats kon geven. Je hebt dertig jaar gevoetbald en plots was het gedaan. Het was niet de bedoeling om erin te springen, maar omdat een paar jongens bleven aandringen, dacht ik om het te proberen. En uiteindelijk, omdat er nog een vijf-zes nieuwe spelers zijn bijgekomen, is dat nog meegevallen. In het begin was dat nog zoeken, omdat je de spelers niet kende. Maar naarmate het seizoen vorderde is het vlotter beginnen gaan. Voor mij was het belangrijkste dat de sfeer er vanaf week 1 goed in zat. De nieuwe jongens hebben zich goed ingepast en werden ook meteen aanvaard. Dat heeft het ons makkelijker gemaakt.”
Er werd ook heel veel met Dave samen gezeten omtrent de spelers. Hoe belangrijk is hij geweest voor jou?
Musti: “Dave was heel belangrijk voor mij. Hij zorgde voor alles wat naast het veld gebeurde. Dat is een jongen waar je echt op kan rekenen. Op het veld is een vechter en naast het veld kan je daar echt op rekenen. Hij heeft me enorm veel geholpen, zeker in het begin. Hij was één van de jongens die mij pushten om het over te pakken.”
Rood-Wit zette het seizoen in met nul op zes, maar desondanks was het voetbal telkens goed.
Musti: “Het voetbal dat we brachten was al even geleden dat ze dat nog zagen bij de reserven. Die eerste weken, dat was het voetbal dat ik wilde brengen. Je speelde om een doelpunt te maken, niet om er een tegen te krijgen. Als dat toch eens gebeurde, maakte je er twee. We moeten ons niet aanpassen. Op de eerste plaats komt amusement. Als je je niet kan amuseren, komen de resultaten niet. De meeste coaches zouden na een nul op zes beginnen twijfelen en onder druk komen te staan, maar voor mij was het een aangename verrassing. Het seizoen zou duidelijk maken waar ons probleem lag: voorin. Als ook tegenstanders komen zeggen dat ze niet snappen waarom wij onderin staan.. Vergeleken met vorig jaar waren het andere omstandigheden. Als we toen met elf waren, waren we content. Nu hadden we continu bankzitters. Het was ook leuker werken dan vorig jaar.”
Hoe belangrijk was die eerste zege een week later?
Musti: “Een overwinning neemt de twijfel een beetje weg. Dit was niet alleen voor mij, maar ook voor de groep, een opluchting. Als je blijft verliezen, kunnen er jongens afhaken. Voor mij was het een bevestiging van wat ik de weken daarvoor zag. En je kent het ook: als je blijft verliezen, gaan de jongens onderling tegen elkaar beginnen zeveren. Het was goed voor het vertrouwen, die overwinning.”
Nog een week later werd ook gewonnen, zes op twaalf. Het leek wel of jullie gelanceerd waren?
Musti: “Je zegt het goed, het leek (lacht). Het zal je ook niet verwonderen dat je die zes op zes ook haalt als je volledig was en niemand ontbrak. Vanachter zat het goed en het middenveld was er. Dat heeft een grote rol gespeeld. De weken nadien, al dan niet door blessures en gasten die niet konden, mis je wel bepalende spelers. Jongens die de ploeg doen draaien. Als die er niet zijn, voel je dat meteen. Dan zakken de hoofdjes iets sneller, dat ik wel kan snappen. Maar als ze niet kunnen komen, dan kunnen ze niet. Dat is bij de eerste ploeg ook zo.”
Al viel het wel op dat jullie moeilijk aan een doelpunt geraakte. Hoe kwam dat?
Musti: “We hebben voorin wel iemand die veel loopt en hard werkt. Maar aan de bal is hij onrustig en neemt hij soms verkeerde beslissingen. Moest hij de bal kunnen bijhouden en de rest kan aansluiten, had er meer ingezeten. Dan krijg je meer volk in de zestien en kan je druk zetten. Soms staat hij dan tegen vier-vijf verdedigers en dan ben je de bal snel kwijt.
Heeft dat gebrek aan scorend vermogen hogere ambities in de weg gestaan?
Musti: “Als we een echte killer hadden voorin, had de top-vijf er wel ingezeten dit jaar. Dat hebben we ook bewezen tegen de grote ploegen. Soms speelden we ploegen kapot, maar maak je de kansen niet af. Dan geef je één kans weg en dan zit die, dan krijg je het deksel op de neus. Als je wint, dan klim je. Maar zonder doelpunten kan je niet winnen.”
In hoeverre speelde het gemis van Youssef hierin mee?
Musti: “Youssef was heel belangrijk. In het begin speelde hij zijn wedstrijden en maakte hij zijn doelpuntjes. Hij zorgde voor diepgang en had een actie. Hij zorgde voor de passjes en de acties, Thierry zorgde dan voor de loopacties. Niet altijd even efficiënt, maar de intentie was er wel. Hij is iemand die die pass kan geven, zeker na zijn sterk seizoen vorig jaar. (Hij werd toen topschutter, red.). Hij was ook in de eerste weken sterk, tot hij wegviel. Maar dat heb je niet in de hand en je moet verder. Cruciale pionnen die wegvallen, dat kan je niet zomaar opvangen.”
Die grote uitslagen (13-1 tegen VDP, 6-1 tegen OLVE) die we dit seizoen zagen, in hoeverre was dat een dreun voor de groep?
Musti: “Op die moment heb ik met mijn vuist op tafel moeten kloppen. Ok, je kan al eens verliezen, maar het ging mij over de manier waarop. De mentaliteit was beneden peil. En zoals ik daarstraks al zei: als je een paar wedstrijden niet kan winnen, dan beginnen ze tegen elkaar te zeveren. En die twee wedstrijden was dat wel het geval. Daar heb ik toen moeten ingrijpen. De weken nadien hebben ze terug laten zien dat ze ervoor wilden gaan. Maar zoiets gebeurt in elk seizoen. Dat heeft iedereen. Bij ons was dat twee-drie wedstrijden en voor de rest is dat heel goed meegevallen.”
In november kwam een nieuwe opflakkering (6 op 6 en géén tegendoelpunten). Was dat het moment om terug te klimmen in het klassement?
Musti: “Dit kon je vergelijken met de zes op zes van in het begin van het seizoen. In november was het meer van moeten, ook voor de sfeer. Het spel was niet wat het moest zijn, en het resultaat was op dat moment iets belangrijker. Ik had het gevoel dat de groep het te laks begon op te nemen met het voetbal in zijn geheel. Dan hadden we ook het geval-Mario. Die zes op zes was wel belangrijk voor gans de ploeg. In het begin van het seizoen werden we nog geprezen om ons voetbal, we werden zelfs het Anderlecht van de reeks genoemd. Het is niet dat we het niet konden, maar ik was blij dat we ook konden winnen op wilskracht. Het zou me ook niet verbazen dat we terug volledig waren die wedstrijden.”
Heeft het ‘geval-Mario’ heeft dat een impact gehad op de groep?
Musti: “Ik denk wel dat het de groep dichter bij elkaar heeft gebracht. Hij was niet bevorderlijk voor de sfeer. Sommige jongens konden zich ergeren aan hem. Ik was van het principe dat iedereen zijn kansen moest krijgen. Als je constant met dezelfde elf speelt, ben je op de duur je bankzitters kwijt. Het is geen cadeau om achttien of negentien man te hebben. Soms was het een cadeau als iemand afbelde. Iedereen heeft zijn grenzen en ik moest toen ingrijpen. Had hij langer gebleven, was het misschien uit de hand gelopen. Ik heb nog samen met hem in de eerste ploeg gespeeld, voor mij was dat ook niet gemakkelijk. De druppel voor mij viel op Groenenhoek. Hoe spijtig dat ook mag zijn, maar het ploegbelang primeert. Niet het individu.”
Na Nieuwjaar werd officieel maar twee keer verloren, maar drie keer gelijk gespeeld. Hoe ‘zuur’ waren die puntendelingen eigenlijk?
Musti: “Na Nieuwjaar had ik het gevoel dat we terug in de goeie flow zaten. Ik denk niet dat we het voetbal brachten van de eerste twee wedstrijden, maar de wilskracht was er wel. Die gasten wilden er voor gaan. We hebben elke week met minstens vijftien man gehad, dat is ook positief. Vroeger hadden we soms twintig namen op het blad staan, maar als we met elf waren waren we content. Als we dan twee wedstrijden verloren, waren we er opnieuw vier kwijt. Dit jaar hadden we een hele goeie groep. Dat is mijn geluk geweest. Buiten Mario heeft er dit seizoen niemand gezaagd over speelminuten. Moest het anders zijn geweest, ik weet niet of ik het geduld zou hebben om zo lang te blijven. Dikke pluim voor de jongens, zo is het plezant werken.”
Musti: “Als we een echte killer hadden voorin, had de top-vijf er wel ingezeten dit jaar. Dat hebben we ook bewezen tegen de grote ploegen. Soms speelden we ploegen kapot, maar maak je de kansen niet af. Dan geef je één kans weg en dan zit die, dan krijg je het deksel op de neus. Als je wint, dan klim je. Maar zonder doelpunten kan je niet winnen.”
In hoeverre speelde het gemis van Youssef hierin mee?
Musti: “Youssef was heel belangrijk. In het begin speelde hij zijn wedstrijden en maakte hij zijn doelpuntjes. Hij zorgde voor diepgang en had een actie. Hij zorgde voor de passjes en de acties, Thierry zorgde dan voor de loopacties. Niet altijd even efficiënt, maar de intentie was er wel. Hij is iemand die die pass kan geven, zeker na zijn sterk seizoen vorig jaar. (Hij werd toen topschutter, red.). Hij was ook in de eerste weken sterk, tot hij wegviel. Maar dat heb je niet in de hand en je moet verder. Cruciale pionnen die wegvallen, dat kan je niet zomaar opvangen.”
Die grote uitslagen (13-1 tegen VDP, 6-1 tegen OLVE) die we dit seizoen zagen, in hoeverre was dat een dreun voor de groep?
Musti: “Op die moment heb ik met mijn vuist op tafel moeten kloppen. Ok, je kan al eens verliezen, maar het ging mij over de manier waarop. De mentaliteit was beneden peil. En zoals ik daarstraks al zei: als je een paar wedstrijden niet kan winnen, dan beginnen ze tegen elkaar te zeveren. En die twee wedstrijden was dat wel het geval. Daar heb ik toen moeten ingrijpen. De weken nadien hebben ze terug laten zien dat ze ervoor wilden gaan. Maar zoiets gebeurt in elk seizoen. Dat heeft iedereen. Bij ons was dat twee-drie wedstrijden en voor de rest is dat heel goed meegevallen.”
In november kwam een nieuwe opflakkering (6 op 6 en géén tegendoelpunten). Was dat het moment om terug te klimmen in het klassement?
Musti: “Dit kon je vergelijken met de zes op zes van in het begin van het seizoen. In november was het meer van moeten, ook voor de sfeer. Het spel was niet wat het moest zijn, en het resultaat was op dat moment iets belangrijker. Ik had het gevoel dat de groep het te laks begon op te nemen met het voetbal in zijn geheel. Dan hadden we ook het geval-Mario. Die zes op zes was wel belangrijk voor gans de ploeg. In het begin van het seizoen werden we nog geprezen om ons voetbal, we werden zelfs het Anderlecht van de reeks genoemd. Het is niet dat we het niet konden, maar ik was blij dat we ook konden winnen op wilskracht. Het zou me ook niet verbazen dat we terug volledig waren die wedstrijden.”
Heeft het ‘geval-Mario’ heeft dat een impact gehad op de groep?
Musti: “Ik denk wel dat het de groep dichter bij elkaar heeft gebracht. Hij was niet bevorderlijk voor de sfeer. Sommige jongens konden zich ergeren aan hem. Ik was van het principe dat iedereen zijn kansen moest krijgen. Als je constant met dezelfde elf speelt, ben je op de duur je bankzitters kwijt. Het is geen cadeau om achttien of negentien man te hebben. Soms was het een cadeau als iemand afbelde. Iedereen heeft zijn grenzen en ik moest toen ingrijpen. Had hij langer gebleven, was het misschien uit de hand gelopen. Ik heb nog samen met hem in de eerste ploeg gespeeld, voor mij was dat ook niet gemakkelijk. De druppel voor mij viel op Groenenhoek. Hoe spijtig dat ook mag zijn, maar het ploegbelang primeert. Niet het individu.”
Na Nieuwjaar werd officieel maar twee keer verloren, maar drie keer gelijk gespeeld. Hoe ‘zuur’ waren die puntendelingen eigenlijk?
Musti: “Na Nieuwjaar had ik het gevoel dat we terug in de goeie flow zaten. Ik denk niet dat we het voetbal brachten van de eerste twee wedstrijden, maar de wilskracht was er wel. Die gasten wilden er voor gaan. We hebben elke week met minstens vijftien man gehad, dat is ook positief. Vroeger hadden we soms twintig namen op het blad staan, maar als we met elf waren waren we content. Als we dan twee wedstrijden verloren, waren we er opnieuw vier kwijt. Dit jaar hadden we een hele goeie groep. Dat is mijn geluk geweest. Buiten Mario heeft er dit seizoen niemand gezaagd over speelminuten. Moest het anders zijn geweest, ik weet niet of ik het geduld zou hebben om zo lang te blijven. Dikke pluim voor de jongens, zo is het plezant werken.”
Had er meer in gezeten bij die gelijke spelen?
Musti: “Absoluut. Zelfs in die wedstrijden dat we verloren, had er meer in gezeten. Ik denk dat we tegen OLVE drie keer tegen het doelhout hebben getrapt, dat we twee strafschoppen niet kregen. En zij stonden eerste. Wij hebben die kapot gespeeld toen, denk ik. Zo hebben we nog wedstrijden gehad. Moesten we iemand hebben die een doelpunt kan maken, hadden we zeker in de top vijf gestaan. Dat zijn vijgen na Pasen, het is roeien met de riemen dat we hebben. Als je iets roept, pakken ze het positief op. Het zijn jongens die iets kunnen verdragen, het zijn geen ego’s.”
De laatste wedstrijd, tegen VDP, is daar nog iets van gekomen?
Musti: “Nee en ik denk ook niet dat ze er nog mee bezig zijn geweest. Het seizoen was gedaan, dus veel maakte het niet meer uit. Het kwam goed uit voor de voetbalbond. Ik denk dat ze het zo hebben gelaten. Het zou me verwonderen als er nog iets van komt. En een vechtpartij zou ik het niet noemen, ik heb vroeger erger meegemaakt waarna we de wedstrijd nog hebben uitgespeeld. Ik denk niet dat ze dat mogen opblazen. Dat zijn dingen die gebeuren, het hoort erbij.”
Door de Corona-crisis heeft Rood-Wit maar negentien wedstrijden (en die wedstrijd tegen VDP meegerekend) afgewerkt. Had de ploeg in de laatste resterende wedstrijden nog iets kunnen doen? Of was het snakken naar het einde van het seizoen?
Musti: “Snakken was het zeker niet, want de jongens waren allemaal teleurgesteld omdat we niet meer voetbalden. Ze zeiden ook: als we die laatste wedstrijden winnen, konden we nog hoger staan.”
Ben jij als coach nu tevreden met vijftien punten? Een puntje meer dan vorig seizoen?
Musti: “Er had zeker meer in gezeten, maar ik kan zeggen dat ik beter deed dan Marc vorig jaar (lacht). De middelen die ik ter beschikking heb gekregen dit jaar, dan zat er zeker meer in. Zeker als we een killer voorin hadden.”
Blijf jij ook volgend seizoen aan het roer staan van de reserven?
Musti: “Ik ben er nog niet uit. Ik heb dat vorige keer in de groep al gezegd. Ik voel de steun van de groep, dat ze willen doorgaan met mij. Maar er zijn nog een paar knopen die ik moet doorhakken voor mezelf. Het heeft niets te maken met de groep, het was plezant werken. Ook met de Sam en Dave. Op dat gebied mag ik zeker niet klagen. De Sam is zowat de hevige aan de lijn, normaal ging hij het alleen doen. Een paar jongens vroegen dan om het samen met hem te doen. En zo geschiedde. Dan blijf ik ook betrokken bij de club, al was ik wel komen zien. Ik zit hier al vijftien jaar, dan kan ik niet zeggen: ‘Salu, en de kost.’ Dit was een extra dimensie. Het twijfelen heeft niets met de ploeg te maken.”
Wat zou er dan nog beter moeten en wat mogen de ambities dan zijn?
Musti: “Goh, ambities. Dat hangt af van de reeks waarin je zit en welke selectie je ter handen krijgt. Als er iemand bij komt dat een doelpunt kan maken, zeker in de reeks waarin we zaten dit jaar, dan mogen we toch een top-vijf-plek ambiëren. Natuurlijk, dan moeten die jongens wel alle weken komen. Want het is niet makkelijk als je elke week moet puzzelen, dat is niet makkelijk. Als je elke week met dezelfde ploeg kan spelen, gaat alles vlotter gaan. Dat was voor de winterstop kon je het zien in sommige wedstrijden dat, wanneer iedereen er was, het wel draaide. Het is niet evident om alle poppetjes in de juiste plaats te zetten omdat je spelers mist. Dan durft het al eens minder vlot gaan, maar daar moet je je bij neerleggen. Het is niet dat we zestien vedetten hebben. Je start met de, in jou ogen, elf sterkste. Als je wisselt, is dat niet erg. Maar als er drie of vier niet zijn op een weekend, dan wordt het moeilijk om dat op te vangen.”
Musti, mag ik je bedanken voor je tijd en hou het veilig!
Musti: “Absoluut. Zelfs in die wedstrijden dat we verloren, had er meer in gezeten. Ik denk dat we tegen OLVE drie keer tegen het doelhout hebben getrapt, dat we twee strafschoppen niet kregen. En zij stonden eerste. Wij hebben die kapot gespeeld toen, denk ik. Zo hebben we nog wedstrijden gehad. Moesten we iemand hebben die een doelpunt kan maken, hadden we zeker in de top vijf gestaan. Dat zijn vijgen na Pasen, het is roeien met de riemen dat we hebben. Als je iets roept, pakken ze het positief op. Het zijn jongens die iets kunnen verdragen, het zijn geen ego’s.”
De laatste wedstrijd, tegen VDP, is daar nog iets van gekomen?
Musti: “Nee en ik denk ook niet dat ze er nog mee bezig zijn geweest. Het seizoen was gedaan, dus veel maakte het niet meer uit. Het kwam goed uit voor de voetbalbond. Ik denk dat ze het zo hebben gelaten. Het zou me verwonderen als er nog iets van komt. En een vechtpartij zou ik het niet noemen, ik heb vroeger erger meegemaakt waarna we de wedstrijd nog hebben uitgespeeld. Ik denk niet dat ze dat mogen opblazen. Dat zijn dingen die gebeuren, het hoort erbij.”
Door de Corona-crisis heeft Rood-Wit maar negentien wedstrijden (en die wedstrijd tegen VDP meegerekend) afgewerkt. Had de ploeg in de laatste resterende wedstrijden nog iets kunnen doen? Of was het snakken naar het einde van het seizoen?
Musti: “Snakken was het zeker niet, want de jongens waren allemaal teleurgesteld omdat we niet meer voetbalden. Ze zeiden ook: als we die laatste wedstrijden winnen, konden we nog hoger staan.”
Ben jij als coach nu tevreden met vijftien punten? Een puntje meer dan vorig seizoen?
Musti: “Er had zeker meer in gezeten, maar ik kan zeggen dat ik beter deed dan Marc vorig jaar (lacht). De middelen die ik ter beschikking heb gekregen dit jaar, dan zat er zeker meer in. Zeker als we een killer voorin hadden.”
Blijf jij ook volgend seizoen aan het roer staan van de reserven?
Musti: “Ik ben er nog niet uit. Ik heb dat vorige keer in de groep al gezegd. Ik voel de steun van de groep, dat ze willen doorgaan met mij. Maar er zijn nog een paar knopen die ik moet doorhakken voor mezelf. Het heeft niets te maken met de groep, het was plezant werken. Ook met de Sam en Dave. Op dat gebied mag ik zeker niet klagen. De Sam is zowat de hevige aan de lijn, normaal ging hij het alleen doen. Een paar jongens vroegen dan om het samen met hem te doen. En zo geschiedde. Dan blijf ik ook betrokken bij de club, al was ik wel komen zien. Ik zit hier al vijftien jaar, dan kan ik niet zeggen: ‘Salu, en de kost.’ Dit was een extra dimensie. Het twijfelen heeft niets met de ploeg te maken.”
Wat zou er dan nog beter moeten en wat mogen de ambities dan zijn?
Musti: “Goh, ambities. Dat hangt af van de reeks waarin je zit en welke selectie je ter handen krijgt. Als er iemand bij komt dat een doelpunt kan maken, zeker in de reeks waarin we zaten dit jaar, dan mogen we toch een top-vijf-plek ambiëren. Natuurlijk, dan moeten die jongens wel alle weken komen. Want het is niet makkelijk als je elke week moet puzzelen, dat is niet makkelijk. Als je elke week met dezelfde ploeg kan spelen, gaat alles vlotter gaan. Dat was voor de winterstop kon je het zien in sommige wedstrijden dat, wanneer iedereen er was, het wel draaide. Het is niet evident om alle poppetjes in de juiste plaats te zetten omdat je spelers mist. Dan durft het al eens minder vlot gaan, maar daar moet je je bij neerleggen. Het is niet dat we zestien vedetten hebben. Je start met de, in jou ogen, elf sterkste. Als je wisselt, is dat niet erg. Maar als er drie of vier niet zijn op een weekend, dan wordt het moeilijk om dat op te vangen.”
Musti, mag ik je bedanken voor je tijd en hou het veilig!
"Jammer dat we zo moesten eindigen. We hadden nog punten gepakt"
Een abrupt einde aan een mooi seizoen. Dat bracht de voetbaljaargang 2019-2020 voor Rood-Wit. Een nieuw project kwam tot een einde nadat het Corona-virus ook in België zijn weg had gevonden. “Jammer dat een mooi seizoen op zo’n manier moest eindigen”, vertelden Marc De Clercq en Dirk Papanikitas in koor.
Het is een traditie: aan het einde van het seizoen zitten we samen met de coach van de eerste ploeg om het gehele seizoen te overlopen. Maar door het Corona-virus en de bijhorende maatregelen, waarbij we ‘in ons kot’ moeten blijven, doen ons grijpen naar andere technologische middelen. Een verslag van een gekke zondagvoormiddag waar we eigenlijk liever met ons Paastornooi wilden bezig zijn.
Het is een traditie: aan het einde van het seizoen zitten we samen met de coach van de eerste ploeg om het gehele seizoen te overlopen. Maar door het Corona-virus en de bijhorende maatregelen, waarbij we ‘in ons kot’ moeten blijven, doen ons grijpen naar andere technologische middelen. Een verslag van een gekke zondagvoormiddag waar we eigenlijk liever met ons Paastornooi wilden bezig zijn.
Heren, goedemiddag. In mei 2019 kregen jullie allebei een promotie. Marc, jij ging van coach van de derde ploeg naar de eerste ploeg. Dirk werd voorzitter. Hoe zagen jullie dat?
Marc: “Voor mezelf was het normaal. Het was nodig voor de club dat er iets gebeurde. Het was meer in die richting dat we gedacht hebben in plaats van voor onszelf. Of het een aanpassing was voor mij? Nee, toch niet. Ik kon meer mezelf zijn. Bij de derde ploeg moest je rekening houden met ditjes en datjes en bij een eerste ploeg kan je beslissingen nemen die nodig zijn voor de ploeg en waar je zelf meer kan achter staan. Ik vond het, in dat opzicht, gemakkelijker voor mezelf.”
Dirk: “Mijn voorzitterschap was, kwestie van werk, vooral aanpassen. Er komt meer administratief werk aan te pas. Ik denk dat het de beste beslissing was om van de eerste ploeg weg te gaan omdat het bij mij wel op was. Ik kon geen groep meer motiveren, het leek wel of de chemie weg was. Marc is nu de juiste man op de juiste plaats. Dat ik voorzitter werd, dat is zoals Marc zei om de club een nieuw elan te geven en ze niet te laten uitsterven. Ik ben wel tevreden met het woordje voorzitter, maar uiteindelijk ben ik één lid van de groep die dat veel in samenspraak probeert te doen.”
Heb jij als voorzitter nu meer of minder werk met de club en heb je dat onderschat?
Dirk: “Ik heb dat wat onderschat, vooral het werk via de stad. Het deel met subsidies heb ik wat onderschat, want ik ben daar nu nog mee bezig. Ook het gedeelte E-kickoff zit nog bij mij, maar dat gaat naar onze secretaris als we opnieuw mogen samen zitten. Langs de andere kant valt er ook heel wat weg, zoals de ploegen doen en zien dat ze met genoeg zijn. Ik ben blij dat Dave Haenen en Marc De Clercq dat voor hun rekening nemen. Ik heb wat minder op sportief gebied te doen, maar andere administratie komt daarbij. Veel mensen weten dat niet en dan kan je zeggen dat Albert De Groof (onze vorige voorzitter, red.) daar misschien te oud voor geworden was om dat op zijn eentje te doen. Ik doe het graag.”
We gingen van drie naar twee ploegen; Was dat een moeilijke beslissing?
Dirk: “Als je onze eerste ploeg vorig seizoen zag en je ziet hen dit seizoen, dan kan je zeggen dat het was een nodige beslissing. Ook voor de club een beetje te redden. Ik denk dat het niet slecht was, achteraf gezien.”
Marc: “Ik sluit me daarbij aan omdat dat een broodnodige beslissing was. Dit was een goeie start, die misschien een jaar te laat kwam. Zo hadden we veel problemen kunnen vermijden. Maar we hebben het gedaan en daar sta ik nog volledig achter. Ik ben blij dat we die stap hebben kunnen zetten.”
Marc: “Voor mezelf was het normaal. Het was nodig voor de club dat er iets gebeurde. Het was meer in die richting dat we gedacht hebben in plaats van voor onszelf. Of het een aanpassing was voor mij? Nee, toch niet. Ik kon meer mezelf zijn. Bij de derde ploeg moest je rekening houden met ditjes en datjes en bij een eerste ploeg kan je beslissingen nemen die nodig zijn voor de ploeg en waar je zelf meer kan achter staan. Ik vond het, in dat opzicht, gemakkelijker voor mezelf.”
Dirk: “Mijn voorzitterschap was, kwestie van werk, vooral aanpassen. Er komt meer administratief werk aan te pas. Ik denk dat het de beste beslissing was om van de eerste ploeg weg te gaan omdat het bij mij wel op was. Ik kon geen groep meer motiveren, het leek wel of de chemie weg was. Marc is nu de juiste man op de juiste plaats. Dat ik voorzitter werd, dat is zoals Marc zei om de club een nieuw elan te geven en ze niet te laten uitsterven. Ik ben wel tevreden met het woordje voorzitter, maar uiteindelijk ben ik één lid van de groep die dat veel in samenspraak probeert te doen.”
Heb jij als voorzitter nu meer of minder werk met de club en heb je dat onderschat?
Dirk: “Ik heb dat wat onderschat, vooral het werk via de stad. Het deel met subsidies heb ik wat onderschat, want ik ben daar nu nog mee bezig. Ook het gedeelte E-kickoff zit nog bij mij, maar dat gaat naar onze secretaris als we opnieuw mogen samen zitten. Langs de andere kant valt er ook heel wat weg, zoals de ploegen doen en zien dat ze met genoeg zijn. Ik ben blij dat Dave Haenen en Marc De Clercq dat voor hun rekening nemen. Ik heb wat minder op sportief gebied te doen, maar andere administratie komt daarbij. Veel mensen weten dat niet en dan kan je zeggen dat Albert De Groof (onze vorige voorzitter, red.) daar misschien te oud voor geworden was om dat op zijn eentje te doen. Ik doe het graag.”
We gingen van drie naar twee ploegen; Was dat een moeilijke beslissing?
Dirk: “Als je onze eerste ploeg vorig seizoen zag en je ziet hen dit seizoen, dan kan je zeggen dat het was een nodige beslissing. Ook voor de club een beetje te redden. Ik denk dat het niet slecht was, achteraf gezien.”
Marc: “Ik sluit me daarbij aan omdat dat een broodnodige beslissing was. Dit was een goeie start, die misschien een jaar te laat kwam. Zo hadden we veel problemen kunnen vermijden. Maar we hebben het gedaan en daar sta ik nog volledig achter. Ik ben blij dat we die stap hebben kunnen zetten.”
Het bekeravontuur begon op bezoek bij Helderhoek, wat meteen een verrassing opleverde.
Marc: “Kwestie van wat er op de grasmat werd gelegd qua inzet en dergelijke, was veelbelovend. Het was al een tijdje geleden dat ik de eerste ploeg op die manier zag spelen. Het was een stimulans om op die manier door te doen.
Dirk: “Ook voor de toeschouwers was het lang geleden dat ze dat nog zagen van de club. Dat was een zalig moment.”
Heeft die wedstrijd voor nog meer optimisme gezorgd?
Dirk: “Het was vooral een nodige overwinning. Het seizoen ervoor hadden we individueel een goeie ploeg. We gingen naar Helderhoek met een mengeling van de eerste en de tweede ploeg, een nieuw project om het op z’n Anderlechts te zeggen (lacht). Uiteindelijk verwacht je niet daar te winnen, maar je ziet dat je een groep hebt kunnen samenstellen waarvan je niet weet of het gaat werken of niet. En ik denk ook dat de spelers van daaruit al naar elkaar zijn toegegroeid, ook al gaat het maar om negentig minuten. Daar is de stap gezet naar een goed seizoen, dat abrupt werd geëindigd.”
Rood-Wit begon de competitie ook met een overwinning, belangrijk om meteen mee te zijn én die goeie flow te behouden?
Dirk: “Ja en ook op karakter gewonnen.”
Marc: “Dat was inderdaad het belangrijkste aan die wedstrijd. We kwamen daar op achterstand, maar de groep heeft daar haar karakter getoond en zijn daar gaan winnen. Ook op dat vlak zat het goed, dat was een goeie peiling voor hoe het zou verlopen.”
Hoe verklaar je de weken nadien met zware nederlagen? Was Rood-Wit gaan zweven?
Marc: “Nee, we kwamen tegen twee teams waar je niet aan kon. Die ploegen staken er met kop en schouders bovenuit.”
Dirk: “Uiteindelijk denk ik dat je ook zulke wedstrijden hebt gespeeld waar je niet volledig was. Doorheen het seizoen zag je ook dat spelers terug graag kwamen voetballen en dat je drie-vier wedstrijden met dezelfde ploeg hebt kunnen spelen. Dan pak je ook punten. Ik herinner mij bij de wedstrijden op Den Orgel en tegen Berkenrode dat je ook niet volledig was.”
Marc: “Inderdaad, toen waren er een pak afwezigen. Ik denk zelfs dat één van die twee wedstrijden was toen een groot deel van onze groep in Frankrijk zaten, wat al lang was afgesproken was. Het was toen ook behelpen met de ploeg. Zoals je daarstraks ook zei: normaal hadden we in vierde moeten zitten, maar door omstandigheden zijn we kunnen blijven. We hebben een sterke groep, als we volledig zijn. Als we dat niet zijn, wordt het moeilijker. Normaal kan je één of twee afwezigen wel opvangen, maar als dat er vier of vijf zijn, krijgen we het moeilijk. Onze bankzitters zijn goed, maar je kan ze niet allemaal tezamen brengen want dan krijgen we het moeilijk.”
Is de kentering ingezet bij de wedstrijd tegen Cantincrode in de beker?
Dirk: “Ik denk dat we daar hebben bewezen dat de groep goed aan elkaar hing en dat we klaar waren voor een goed seizoen. Je moet pakken: normaal waren we in vierde gestart en gingen we een moeilijk seizoen tegemoet gaan. Maar dankzij Marc en de volledige groep is dat een goed seizoen geworden.”
Marc: “Ook de wisselwerking was goed die periode, tussen de reserven, de leiding en het bestuur. Naargelang het seizoen vorderde vond ik het iets moeilijker worden, met jongens die iets meer commentaar gaven en er niet meer achter stonden. Ze moeten leren dat ze jong zijn en ze hun kans nog wel zullen krijgen. Ik denk toch dat iedereen die niet veel mocht spelen, we wel ons best hebben gedaan. Voor hen was dit ook een leerschool en ik hoop dat ze dat ook begrijpen, in plaats van misnoegd te zijn. Want daar heb ik het wat moeilijk mee.”
Voelde je na de nederlaag tegen KFC Broechem de eerste prikkels?
Marc: “Het was een offday en ook al was er een feestje een dag voordien, daar mogen we het niet op steken. We hebben allemaal dertig jaar gevoetbald en we hadden zo goed als alle weken een feestje. En ’s anderendaags wonnen we nog onze wedstrijd. Daar kan niemand op aangewezen worden. Het was onze eerste offday van het seizoen.”
De wedstrijd tegen Boterwaag United is ook een speciaal geval. Toen bleek ruzie de doodsteek te zijn, zo leek het.
Dirk: “Dat klopt. Redgy was toen trainer en daar merkte je dat er wat wrijvingen waren tussen bepaalde spelers. Het spel was op zich niet slecht, zeker in de eerste helft, maar daar was commentaar op elkaar en daar is het om zeep gegaan. Het ging tussen Rodney en Lotfi en we kennen allebei hun karakters en enkele weken later is Rodney in doel gaan staan. Die specifieke dag misten we iemand naast de lijn die het opnieuw in goeie banen kon leiden, maar achteraf heb je daar ook niets meer van gemerkt. Toen is er met enkele spelers gesproken.”
Marc, je kondigde intussen aan dat je ermee stopte, maar besloot om op je stappen terug te keren. Was dat een makkelijke beslissing?
Marc: “Het was een gemakkelijke beslissing om terug te komen. Ik kwam op de club terecht nadat ik geopereerd werd aan de rug. Ik hoorde dan de problemen die er waren, ik heb getracht die professioneel aan te pakken en heb me ook niet laten leiden door alles wat ik heb gehoord. Bij mij startte iedereen terug van op nul, en diegene die dat niet konden volgen, zouden ook mogen vertrekken. Het is niet de bedoeling dat er spelers gaan beslissen wie er gaat spelen en wie niet. Mijn rug zelf is nadien ook gebeterd, waardoor ik meer mijn greep kon zetten op de groep. Als club, want ik kreeg toen ook het vertrouwen van het bestuur, hebben we dat professioneel opgelost.”
Rood-Wit pakte voor de winterstop zes op zes, de wedstrijd tegen HTH even buiten beschouwing gelaten. Waren dat belangrijke punten om de winterstop in te duiken?
Marc: “Inderdaad, dat was een belangrijk moment. Zeker ook na de problemen die er geweest waren, dat we terug als een ploeg speelden. Er zijn een aantal spelers die hun hoofd boven het water hebben gestoken en zich meer lieten zien als leider. Zij hebben de groep mee op sleeptouw genomen en dat was een belangrijk moment in het seizoen in het volwassen worden van de ploeg.”
Marc: “Kwestie van wat er op de grasmat werd gelegd qua inzet en dergelijke, was veelbelovend. Het was al een tijdje geleden dat ik de eerste ploeg op die manier zag spelen. Het was een stimulans om op die manier door te doen.
Dirk: “Ook voor de toeschouwers was het lang geleden dat ze dat nog zagen van de club. Dat was een zalig moment.”
Heeft die wedstrijd voor nog meer optimisme gezorgd?
Dirk: “Het was vooral een nodige overwinning. Het seizoen ervoor hadden we individueel een goeie ploeg. We gingen naar Helderhoek met een mengeling van de eerste en de tweede ploeg, een nieuw project om het op z’n Anderlechts te zeggen (lacht). Uiteindelijk verwacht je niet daar te winnen, maar je ziet dat je een groep hebt kunnen samenstellen waarvan je niet weet of het gaat werken of niet. En ik denk ook dat de spelers van daaruit al naar elkaar zijn toegegroeid, ook al gaat het maar om negentig minuten. Daar is de stap gezet naar een goed seizoen, dat abrupt werd geëindigd.”
Rood-Wit begon de competitie ook met een overwinning, belangrijk om meteen mee te zijn én die goeie flow te behouden?
Dirk: “Ja en ook op karakter gewonnen.”
Marc: “Dat was inderdaad het belangrijkste aan die wedstrijd. We kwamen daar op achterstand, maar de groep heeft daar haar karakter getoond en zijn daar gaan winnen. Ook op dat vlak zat het goed, dat was een goeie peiling voor hoe het zou verlopen.”
Hoe verklaar je de weken nadien met zware nederlagen? Was Rood-Wit gaan zweven?
Marc: “Nee, we kwamen tegen twee teams waar je niet aan kon. Die ploegen staken er met kop en schouders bovenuit.”
Dirk: “Uiteindelijk denk ik dat je ook zulke wedstrijden hebt gespeeld waar je niet volledig was. Doorheen het seizoen zag je ook dat spelers terug graag kwamen voetballen en dat je drie-vier wedstrijden met dezelfde ploeg hebt kunnen spelen. Dan pak je ook punten. Ik herinner mij bij de wedstrijden op Den Orgel en tegen Berkenrode dat je ook niet volledig was.”
Marc: “Inderdaad, toen waren er een pak afwezigen. Ik denk zelfs dat één van die twee wedstrijden was toen een groot deel van onze groep in Frankrijk zaten, wat al lang was afgesproken was. Het was toen ook behelpen met de ploeg. Zoals je daarstraks ook zei: normaal hadden we in vierde moeten zitten, maar door omstandigheden zijn we kunnen blijven. We hebben een sterke groep, als we volledig zijn. Als we dat niet zijn, wordt het moeilijker. Normaal kan je één of twee afwezigen wel opvangen, maar als dat er vier of vijf zijn, krijgen we het moeilijk. Onze bankzitters zijn goed, maar je kan ze niet allemaal tezamen brengen want dan krijgen we het moeilijk.”
Is de kentering ingezet bij de wedstrijd tegen Cantincrode in de beker?
Dirk: “Ik denk dat we daar hebben bewezen dat de groep goed aan elkaar hing en dat we klaar waren voor een goed seizoen. Je moet pakken: normaal waren we in vierde gestart en gingen we een moeilijk seizoen tegemoet gaan. Maar dankzij Marc en de volledige groep is dat een goed seizoen geworden.”
Marc: “Ook de wisselwerking was goed die periode, tussen de reserven, de leiding en het bestuur. Naargelang het seizoen vorderde vond ik het iets moeilijker worden, met jongens die iets meer commentaar gaven en er niet meer achter stonden. Ze moeten leren dat ze jong zijn en ze hun kans nog wel zullen krijgen. Ik denk toch dat iedereen die niet veel mocht spelen, we wel ons best hebben gedaan. Voor hen was dit ook een leerschool en ik hoop dat ze dat ook begrijpen, in plaats van misnoegd te zijn. Want daar heb ik het wat moeilijk mee.”
Voelde je na de nederlaag tegen KFC Broechem de eerste prikkels?
Marc: “Het was een offday en ook al was er een feestje een dag voordien, daar mogen we het niet op steken. We hebben allemaal dertig jaar gevoetbald en we hadden zo goed als alle weken een feestje. En ’s anderendaags wonnen we nog onze wedstrijd. Daar kan niemand op aangewezen worden. Het was onze eerste offday van het seizoen.”
De wedstrijd tegen Boterwaag United is ook een speciaal geval. Toen bleek ruzie de doodsteek te zijn, zo leek het.
Dirk: “Dat klopt. Redgy was toen trainer en daar merkte je dat er wat wrijvingen waren tussen bepaalde spelers. Het spel was op zich niet slecht, zeker in de eerste helft, maar daar was commentaar op elkaar en daar is het om zeep gegaan. Het ging tussen Rodney en Lotfi en we kennen allebei hun karakters en enkele weken later is Rodney in doel gaan staan. Die specifieke dag misten we iemand naast de lijn die het opnieuw in goeie banen kon leiden, maar achteraf heb je daar ook niets meer van gemerkt. Toen is er met enkele spelers gesproken.”
Marc, je kondigde intussen aan dat je ermee stopte, maar besloot om op je stappen terug te keren. Was dat een makkelijke beslissing?
Marc: “Het was een gemakkelijke beslissing om terug te komen. Ik kwam op de club terecht nadat ik geopereerd werd aan de rug. Ik hoorde dan de problemen die er waren, ik heb getracht die professioneel aan te pakken en heb me ook niet laten leiden door alles wat ik heb gehoord. Bij mij startte iedereen terug van op nul, en diegene die dat niet konden volgen, zouden ook mogen vertrekken. Het is niet de bedoeling dat er spelers gaan beslissen wie er gaat spelen en wie niet. Mijn rug zelf is nadien ook gebeterd, waardoor ik meer mijn greep kon zetten op de groep. Als club, want ik kreeg toen ook het vertrouwen van het bestuur, hebben we dat professioneel opgelost.”
Rood-Wit pakte voor de winterstop zes op zes, de wedstrijd tegen HTH even buiten beschouwing gelaten. Waren dat belangrijke punten om de winterstop in te duiken?
Marc: “Inderdaad, dat was een belangrijk moment. Zeker ook na de problemen die er geweest waren, dat we terug als een ploeg speelden. Er zijn een aantal spelers die hun hoofd boven het water hebben gestoken en zich meer lieten zien als leider. Zij hebben de groep mee op sleeptouw genomen en dat was een belangrijk moment in het seizoen in het volwassen worden van de ploeg.”
Nog een belangrijk moment: 4 januari 2020.
Dirk: “Wat is er toen weer gebeurd?” (lacht)
Het etentje.
Dirk: “Juist (lacht). Dat was lang geleden dat we zoveel volk bij elkaar kregen van de eerste ploeg voor een feestje. Bij mij was het licht rap uit, maar de rest is doorgegaan. Ik denk wel dat dat de groep heeft versterkt.”
Is het jammer dat zoiets nooit gebeurde onder jou trainerschap?
Dirk: “Dat was toen niet aan de orde. Nu heb je een hele andere groep en daar begint alles mee. De groep maakt de sfeer. Met de ploeg daarvoor konden we dat niet. Dat zag je ook na een wedstrijd. De meesten waren toen al aangekleed nog voor het einde van de wedstrijd. Dan ze al naar huis, dan is het moeilijk om feestjes te doen.”
Marc: “Ik zou je zo wat anekdotes kunnen geven van vroeger op Rood-Wit maar dat is verleden tijd. Dat is er helaas niet meer, maar ik heb altijd gezegd dat je een groep vormt naast het plein. En als dat lukt, heb je ook een goeie groep op het plein. Sowieso brengt dat plezier mee. De laatste twee-drie jaar kwam er, op een enkeling na, niemand van de eerste ploeg in de kantine. Dan weet je dat je als club niet goed bezig bent. Dit soort etentje was een tijd niet mogelijk omdat er geen belangstelling voor was. Nu heb je een groep met jonge gasten die wel mee in de kantine komen en mee denken met de club. Dat maakt het ook makkelijker voor ons.”
Vlak na de winterstop, tegen Berkenrode, werd een punt gepakt. Had daar meer in gezeten toen?
Dirk: “Vooral ook met heel knap voetbal.”
Marc: “Dat was inderdaad met heel mooi voetbal. Het was een wedstrijd waarin alles zat. We hadden daar kunnen en mogen winnen, het zou wel verdiend geweest zijn. Daar is voortgezet wat er voor de winterstop aan het gebeuren was. De groep was naar elkaar aan het toegroeien, ze leefden en werkten voor elkaar en het belangrijkste: ze gunden het elkaar.”
Ook de terugwedstrijd tegen Den Orgel werd een pak beter.
Marc: “Inderdaad en ook met goed voetbal. Ik vond die 4-0 zelfs overroepen. We hebben er voor ons voetje voor gezet en voor gewerkt. Als je met zulke cijfers van het veld gaat en je hebt het gevoel dat het niet slecht was, dan is dat goed.”
Uiteindelijk zou dat een negen op negen opleveren. Dat was de voorbije jaren niet gelukt.
Marc: “Dan mag je inderdaad spreken van een unieke prestatie. Dat is de verdienste van de jongens. Ze hebben elkaar door moeilijke momenten heen geholpen, dat maakte het voor hen ook leuk om te komen voetballen. Iedereen die kon komen, was er. Vroeger was het bang afwachten of je met elf was om te starten en nu heb je er, als het meezit, zeventien man. Dat is het grote verschil.”
Was die negen op negen ook een bevestiging dat we op de goeie weg waren?
Dirk: “Tuurlijk. Dat was ook zo, maar met die negen op negen heb je ook een voltallige ploeg op Bart Fredrickx na. Ben je volledig, haal je je punten. Zijn we dat niet, wordt het moeilijk. Het zou voor ons dus ideaal zijn om ons nog te versterken met enkele goeie spelers. Dan wordt het ook iets moeilijker om de selectie te maken voor de coach. Maar Marc lost dat wel op op zijn manier. Negen op negen is mooi. Ik was keifier, alleen is het jammer dat ik achter de toog moet staan en de beleving naast het veld mis. Dat is een minpunt aan het voorzitter-zijn. Maar het is wel een bevestiging dat we de goeie keuze hebben gemaakt.”
Was dat late tegendoelpunt tegen Belgica een dreun voor de kleedkamer?
Marc: “Dat was inderdaad een mokerslag, omdat we het niet verdienden om daar te verliezen. We hebben daar gevochten als leeuwen. We zijn teruggekomen uit een geslagen positie, we waren slecht aan de wedstrijd begonnen. Vooral, en dat moeten de spelers nog leren, je mag niet in discussie gaan als er een beslissing wordt genomen. Dat is het verschil tussen coaching en spelers. Naast het veld zie je veel en als coach zie je heel veel. Doe gewoon wat er gevraagd werd en ga niet in discussie. Na de wedstrijd kwam de coach van Belgica naar mij en zei me dat het jammer was dat de spelers in discussie gingen omdat hij dat ook zag. Meerdere ploegen deden dat al, waardoor Belgica niet in hun normale spel kwam. In de tweede helft raakte hij ook geen bal meer.”
Was de 7-0 tegen De Vrede een soort nawee van de late tegentreffer tegen Belgica?
Dirk: “Ik denk dat we daar ook wel de slechtste wedstrijd van het seizoen hebben gespeeld. We stonden daar niet compleet. Achterin zijn we moeten beginnen schuiven. We hadden geen grip op hen, het middenveld was een ramp. Vanachter deden ze wat ze konden en voorin stonden ze op een eiland. Ik heb het toen ook gezegd: we zijn met elf aan de wedstrijd begonnen, maar stonden met negen op het veld. Bij sommigen was de spirit eruit en leek de goesting over.”
Dirk: “Wat is er toen weer gebeurd?” (lacht)
Het etentje.
Dirk: “Juist (lacht). Dat was lang geleden dat we zoveel volk bij elkaar kregen van de eerste ploeg voor een feestje. Bij mij was het licht rap uit, maar de rest is doorgegaan. Ik denk wel dat dat de groep heeft versterkt.”
Is het jammer dat zoiets nooit gebeurde onder jou trainerschap?
Dirk: “Dat was toen niet aan de orde. Nu heb je een hele andere groep en daar begint alles mee. De groep maakt de sfeer. Met de ploeg daarvoor konden we dat niet. Dat zag je ook na een wedstrijd. De meesten waren toen al aangekleed nog voor het einde van de wedstrijd. Dan ze al naar huis, dan is het moeilijk om feestjes te doen.”
Marc: “Ik zou je zo wat anekdotes kunnen geven van vroeger op Rood-Wit maar dat is verleden tijd. Dat is er helaas niet meer, maar ik heb altijd gezegd dat je een groep vormt naast het plein. En als dat lukt, heb je ook een goeie groep op het plein. Sowieso brengt dat plezier mee. De laatste twee-drie jaar kwam er, op een enkeling na, niemand van de eerste ploeg in de kantine. Dan weet je dat je als club niet goed bezig bent. Dit soort etentje was een tijd niet mogelijk omdat er geen belangstelling voor was. Nu heb je een groep met jonge gasten die wel mee in de kantine komen en mee denken met de club. Dat maakt het ook makkelijker voor ons.”
Vlak na de winterstop, tegen Berkenrode, werd een punt gepakt. Had daar meer in gezeten toen?
Dirk: “Vooral ook met heel knap voetbal.”
Marc: “Dat was inderdaad met heel mooi voetbal. Het was een wedstrijd waarin alles zat. We hadden daar kunnen en mogen winnen, het zou wel verdiend geweest zijn. Daar is voortgezet wat er voor de winterstop aan het gebeuren was. De groep was naar elkaar aan het toegroeien, ze leefden en werkten voor elkaar en het belangrijkste: ze gunden het elkaar.”
Ook de terugwedstrijd tegen Den Orgel werd een pak beter.
Marc: “Inderdaad en ook met goed voetbal. Ik vond die 4-0 zelfs overroepen. We hebben er voor ons voetje voor gezet en voor gewerkt. Als je met zulke cijfers van het veld gaat en je hebt het gevoel dat het niet slecht was, dan is dat goed.”
Uiteindelijk zou dat een negen op negen opleveren. Dat was de voorbije jaren niet gelukt.
Marc: “Dan mag je inderdaad spreken van een unieke prestatie. Dat is de verdienste van de jongens. Ze hebben elkaar door moeilijke momenten heen geholpen, dat maakte het voor hen ook leuk om te komen voetballen. Iedereen die kon komen, was er. Vroeger was het bang afwachten of je met elf was om te starten en nu heb je er, als het meezit, zeventien man. Dat is het grote verschil.”
Was die negen op negen ook een bevestiging dat we op de goeie weg waren?
Dirk: “Tuurlijk. Dat was ook zo, maar met die negen op negen heb je ook een voltallige ploeg op Bart Fredrickx na. Ben je volledig, haal je je punten. Zijn we dat niet, wordt het moeilijk. Het zou voor ons dus ideaal zijn om ons nog te versterken met enkele goeie spelers. Dan wordt het ook iets moeilijker om de selectie te maken voor de coach. Maar Marc lost dat wel op op zijn manier. Negen op negen is mooi. Ik was keifier, alleen is het jammer dat ik achter de toog moet staan en de beleving naast het veld mis. Dat is een minpunt aan het voorzitter-zijn. Maar het is wel een bevestiging dat we de goeie keuze hebben gemaakt.”
Was dat late tegendoelpunt tegen Belgica een dreun voor de kleedkamer?
Marc: “Dat was inderdaad een mokerslag, omdat we het niet verdienden om daar te verliezen. We hebben daar gevochten als leeuwen. We zijn teruggekomen uit een geslagen positie, we waren slecht aan de wedstrijd begonnen. Vooral, en dat moeten de spelers nog leren, je mag niet in discussie gaan als er een beslissing wordt genomen. Dat is het verschil tussen coaching en spelers. Naast het veld zie je veel en als coach zie je heel veel. Doe gewoon wat er gevraagd werd en ga niet in discussie. Na de wedstrijd kwam de coach van Belgica naar mij en zei me dat het jammer was dat de spelers in discussie gingen omdat hij dat ook zag. Meerdere ploegen deden dat al, waardoor Belgica niet in hun normale spel kwam. In de tweede helft raakte hij ook geen bal meer.”
Was de 7-0 tegen De Vrede een soort nawee van de late tegentreffer tegen Belgica?
Dirk: “Ik denk dat we daar ook wel de slechtste wedstrijd van het seizoen hebben gespeeld. We stonden daar niet compleet. Achterin zijn we moeten beginnen schuiven. We hadden geen grip op hen, het middenveld was een ramp. Vanachter deden ze wat ze konden en voorin stonden ze op een eiland. Ik heb het toen ook gezegd: we zijn met elf aan de wedstrijd begonnen, maar stonden met negen op het veld. Bij sommigen was de spirit eruit en leek de goesting over.”
Was het dan een goeie beslissing van Voetbal Vlaanderen om de competitie te stoppen?
Dirk: “Eigenlijk wilden we nog voetballen. Wij hadden nog punten gepakt, daar ben ik zeker van. We hadden nog ploegen die we aankonden en keken ook uit naar de wedstrijd tegen Ostan. Dat was toch nog een wedstrijd van waarde. Normaal gezien hadden we de andere wedstrijden kunnen winnen, het is knap dat we al zo denken. Vroeger was het anders: dan pakten we punten tegen een hoger geklasseerd team en lieten we punten liggen tegen ploegen onder ons. Nu dachten we anders en we keken uit naar de wedstrijd tegen Ostan.”
Marc: “Ik ook. Zo was het jammer om te eindigen. Ik denk dat we nog punten hadden kunnen pakken en voor andere ploegen was dat ook zo. Ik weet nog dat toen we tegen Den Orgel speelden, ze achteraf kwamen zeggen dat als er één ploeg die tegen Ostan kon winnen, dat wij het waren. Dat is een teken dat we goed bezig waren.”
Maakt deze vreemde situatie de voorbereiding voor het volgende seizoen moeilijk?
Marc: “Het zal ervan afhangen wat er gaat gebeuren met die social distancing-regel. Kan er getraind worden of niet? Daar hangt veel van af, maar dat is niet alleen voor ons zo.”
Ook voor versterkingen lijkt dat moeilijk?
Marc: “Dit maakt het er niet gemakkelijker op. Je praat met spelers en dat heb je nu niet. Dat maakt het moeilijker om iemand te vinden. Ik hoop nog twee elementen te kunnen toevoegen aan de groep. Posities? Daar ga ik me niet over uitlaten. Dat is interne keuken.”
Wat met de oefenwedstrijden?
Dirk: “We kunnen op dit moment niets vastleggen en het is afwachten wat er beslist gaat worden van hoger hand. Ik raad aan om de spelers individueel of per twee vanaf juni of juli al laten lopen en aan hun eigen conditie te werken. Het is afwachten tot wanneer je weer buiten mag. In groep zal het nog wel even duren.”
Marc: “Je moet ook van de spelers hun eergevoel en dat zichzelf iets opleggen om te lopen. Het moet van hunzelf komen.”
Heren, mag ik jullie bedanken voor jullie tijd. Ik wens jullie een Vrolijk Pasen, hou het veilig en blijf in uw kot!
Dirk: “Eigenlijk wilden we nog voetballen. Wij hadden nog punten gepakt, daar ben ik zeker van. We hadden nog ploegen die we aankonden en keken ook uit naar de wedstrijd tegen Ostan. Dat was toch nog een wedstrijd van waarde. Normaal gezien hadden we de andere wedstrijden kunnen winnen, het is knap dat we al zo denken. Vroeger was het anders: dan pakten we punten tegen een hoger geklasseerd team en lieten we punten liggen tegen ploegen onder ons. Nu dachten we anders en we keken uit naar de wedstrijd tegen Ostan.”
Marc: “Ik ook. Zo was het jammer om te eindigen. Ik denk dat we nog punten hadden kunnen pakken en voor andere ploegen was dat ook zo. Ik weet nog dat toen we tegen Den Orgel speelden, ze achteraf kwamen zeggen dat als er één ploeg die tegen Ostan kon winnen, dat wij het waren. Dat is een teken dat we goed bezig waren.”
Maakt deze vreemde situatie de voorbereiding voor het volgende seizoen moeilijk?
Marc: “Het zal ervan afhangen wat er gaat gebeuren met die social distancing-regel. Kan er getraind worden of niet? Daar hangt veel van af, maar dat is niet alleen voor ons zo.”
Ook voor versterkingen lijkt dat moeilijk?
Marc: “Dit maakt het er niet gemakkelijker op. Je praat met spelers en dat heb je nu niet. Dat maakt het moeilijker om iemand te vinden. Ik hoop nog twee elementen te kunnen toevoegen aan de groep. Posities? Daar ga ik me niet over uitlaten. Dat is interne keuken.”
Wat met de oefenwedstrijden?
Dirk: “We kunnen op dit moment niets vastleggen en het is afwachten wat er beslist gaat worden van hoger hand. Ik raad aan om de spelers individueel of per twee vanaf juni of juli al laten lopen en aan hun eigen conditie te werken. Het is afwachten tot wanneer je weer buiten mag. In groep zal het nog wel even duren.”
Marc: “Je moet ook van de spelers hun eergevoel en dat zichzelf iets opleggen om te lopen. Het moet van hunzelf komen.”
Heren, mag ik jullie bedanken voor jullie tijd. Ik wens jullie een Vrolijk Pasen, hou het veilig en blijf in uw kot!